| 	
		 ThinkCentre™   
					ꢀꢁꢂ   
					Handboek voor de gebruiker   
					Types 8141, 8142, 8145   
					Types 8420, 8421, 8426   
					ThinkCentre   
				ThinkCentre™   
					ꢀꢁꢂ   
					Handboek voor de gebruiker   
					Types 8141, 8142, 8145   
					Types 8420, 8421, 8426   
				Opmerking   
					Lees eerst “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v en Bijlage D, “Kennisgevingen”, op pagina 43.   
					Eerste uitgave (april 2004)   
					© Copyright IBM Corp. 2004.   
				Inhoudsopgave   
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					iii   
				iv Handboek voor de gebruiker   
				Belangrijke veiligheidsinformatie   
					Deze informatie helpt u uw IBM personal computer veilig te gebruiken. Volg alle   
					bij uw computer geleverde instructies en bewaar alle documentatie. De informatie   
					in dit document vormt op geen enkele manier een wijziging van de voorwaarden   
					in de koopovereenkomst of de IBM Garantieverklaring.   
					IBM hecht groot belang aan de veiligheid van de klant. Onze producten worden   
					ontworpen met het oog op veiligheid en effectiviteit. Personal computers zijn ech-   
					ter elektronische apparaten. Netsnoeren, voedingsadapters en andere onderdelen   
					kunnen een veiligheidsrisico opleveren dat, met name bij onjuist gebruik en mis-   
					bruik, kan leiden tot schade en lichamelijk letsel. Om deze risico’s te verkleinen,   
					dient u de bij het product geleverde instructies te volgen, zich te houden aan alle   
					waarschuwingen op het product zelf en in de bedieningsinstructies, en de informa-   
					tie in dit document zorgvuldig te lezen. Door de in dit document opgenomen   
					informatie en de bij het product geleverde instructies nauwkeurig op te volgen,   
					beschermt u zichzelf tegen gevaren en maakt u de werkomgeving van de computer   
					een stuk veiliger.   
					Opmerking: In deze informatie wordt gewag gemaakt van voedingsadapters en   
					batterijen. IBM levert externe voedingsadapters niet alleen bij mobiele personal   
					computers, maar ook bij bepaalde andere producten (zoals luidsprekers en beeld-   
					schermen). Als u een dergelijk product in bezit hebt, is deze informatie ook daarop   
					van toepassing. Bovendien kunnen er in uw computer interne batterijen ter grootte   
					van een munt (″knoopcellen″) zijn verwerkt, waarmee de systeemklok in stand   
					wordt gehouden wanneer de stekker niet in het stopcontact zit. De veiligheidsvoor-   
					schriften voor batterijen gelden dus voor alle computers.   
					Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is   
					Door misbruik of achteloosheid kunnen producten beschadigd raken. Bepaalde   
					schade aan producten is zó ernstig dat het product niet meer mag worden   
					gebruikt voordat het is geïnspecteerd en, indien nodig, gerepareerd door een   
					geautoriseerde onderhoudstechnicus.   
					Net als bij andere elektronische producten dient u goed op het product te letten   
					wanneer u het aanzet. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat u een   
					geur waarneemt of rook danwel vonkjes uit de machine ziet komen. Het kan   
					ook zijn dat u een ploppend, krakend of sissend geluid hoort. Dit kan erop wij-   
					zen dat een van de interne elektronische componenten op een gecontroleerde   
					manier defect is geraakt. Het kan echter ook een indicatie zijn van een mogelijk   
					gevaarlijke situatie. Neem in dergelijke gevallen nooit risico’s en probeer niet   
					zelf een diagnose te stellen.   
					Controleer de computer en haar componenten regelmatig op schade, slijtage of   
					andere tekenen van gevaar. Mocht u twijfels hebben over de conditie van een   
					bepaalde component, gebruik het product dan niet. Neem contact op met het   
					IBM Support Center of met de fabrikant van het product. U krijgt dan te horen   
					hoe u het product kunt inspecteren en, indien nodig, kunt laten repareren.   
					In het onwaarschijnlijke geval dat een van de onderstaande omstandigheden   
					zich voordoet of als u twijfelt aan de veiligheid van het product, stopt u het   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					v 
					 
				gebruik van het product, haalt u de stekker uit het stopcontact en ontkoppelt u   
					de telefoonkabels. Neem voor verdere instructies contact op met het IBM Sup-   
					port Center.   
					v Gebarsten, gebroken of anderszins beschadigde netsnoeren, stekkers, voedings-   
					adapters, verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen of voedingseenheden.   
					v Aanwijzingen voor oververhitting, rook, vonken, vuur.   
					v Schade aan een batterij (zoals barsten of deuken), spontane ontlading of lekkage   
					uit de batterij (herkenbaar aan vreemde stoffen).   
					v Een krakend, sissend of knallend geluid of een sterke geur afkomstig uit het   
					product.   
					v Aanwijzingen dat er vloeistof is gemorst of dat er iets op de computer, het net-   
					snoer of de voedingsadapter is gevallen.   
					v De computer, het netsnoer of de voedingsadapter is blootgesteld aan water.   
					v Het product is gevallen of op welke manier dan ook beschadigd.   
					v Het product werkt niet normaal als u de bedieningsinstructies volgt.   
					Opmerking: Als u een van deze situaties opmerkt bij een niet-IBM product (bij-   
					voorbeeld een verlengsnoer), gebruik het dan niet meer totdat u contact hebt   
					gehad met de fabrikant van het product en nadere instructies hebt ontvangen, of   
					totdat u een geschikt vervangend product hebt.   
					Algemene veiligheidsrichtlijnen   
					Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel of   
					schade te verkleinen:   
					Onderhoud   
					Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instruc-   
					ties hebt gekregen van het IBM Support Center. Doe alleen een beroep op service-   
					leveranciers die door IBM zijn geautoriseerd om reparaties uit te voeren aan uw   
					specifieke product.   
					Opmerking: Bepaalde onderdelen kunnen door de klant zelf worden vervangen.   
					Dergelijke onderdelen worden Customer Replaceable Units of CRU’s genoemd.   
					Indien er sprake is van een CRU en de klant een onderdeel dus zelf kan vervan-   
					gen, wordt dit expliciet aangegeven en wordt er documentatie met instructies ver-   
					strekt. U dient zich bij het uitvoeren van dergelijke reparaties of vervangingen   
					strikt aan de instructies te houden. Zorg altijd dat het product uit staat en dat de   
					stekker van het product uit het stopcontact is gehaald vóórdat u met de   
					vervangingsprocedure begint. Bij vragen neemt u contact op met het IBM Support   
					Center.   
					Netsnoeren en voedingsadapters   
					Gebruik uitsluitend netsnoeren en voedingsadapters die door de fabrikant van het   
					product zijn geleverd.   
					Wikkel het netsnoer nooit rond de voedingsadapter of enig ander voorwerp. Hier-   
					door kan er een mechanische spanning op het snoer komen te staan, waardoor het   
					kan rafelen of scheuren. Dit kan gevaar opleveren.   
					Leid netsnoeren altijd zodanig dat ze niet in de knel zitten en dat niemand erop   
					kan trappen of erover kan struikelen.   
					vi Handboek voor de gebruiker   
					 
				Voorkom dat het snoer en de voedingsadapter in aanraking komen met vloeistof.   
					Laat een snoer of een voedingsadapter nooit achter in de buurt van een gootsteen,   
					een bad of douche, een toilet of vloeren die met vloeibare schoonmaakmiddelen   
					worden gereinigd. Vloeistoffen kunnen kortsluiting veroorzaken, met name als het   
					netsnoer of de voedingsadapter slijtage vertoont ten gevolge van verkeerd gebruik.   
					Bovendien kan vloeistof corrosie van de stekkers en/of aansluitpunten veroorza-   
					ken, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot oververhitting.   
					Sluit de netsnoeren en signaalkabels altijd in de juiste volgorde aan en zorg dat de   
					stekkers altijd stevig in het stopcontact zitten.   
					Gebruik geen voedingsadapter waarvan de pennetjes op de stekker sporen van   
					roest of corrosie vertonen of waarvan de behuizing zichtbaar oververhit is geweest.   
					Maak nooit gebruik van een netsnoer waarvan de contactpunten sporen van roest,   
					corrosie of oververhitting vertonen of waarvan het snoer of de stekker op welke   
					manier dan ook beschadigd is.   
					Verlengsnoeren en aanverwante apparaten   
					Controleer of elk verlengsnoer, elke piekspanningsbeveiliging, elke noodvoeding en   
					elke verdeelstekker die u gebruikt, bestand is tegen de elektrische eisen van het   
					product. Overbelast deze apparaten nooit. Als u een verdeelstekker gebruikt, mag   
					de belasting niet hoger zijn dan de invoerspecificatie van die stekker. Mocht u vra-   
					gen hebben over (over)belasting, elektrische eisen en invoerspecificaties, neem dan   
					contact op met een elektricien.   
					Stekkers en aansluitingen   
					Als het stopcontact waarop u de computerapparatuur wilt aansluiten beschadigd   
					of verroest blijkt te zijn, gebruik het dan niet tot een gekwalificeerde elektricien het   
					heeft vervangen.   
					Verbuig of verander de stekker niet. Als de stekker beschadigd is, bestel dan een   
					vervangend exemplaar bij de fabrikant.   
					Bepaalde producten worden geleverd met een stekker met randaarde. Deze stekker   
					past alleen in een geaard stopcontact. Dit is en veiligheidsvoorziening. Sluit de   
					stekker niet aan op een stopcontact zonder aarde. Voorkom overbelasting van het   
					stopcontact. De totale systeembelasting mag niet hoger zijn dan 80 procent van de   
					specificatie van de groep. Mocht u vragen hebben over (over)belasting of specifica-   
					ties van groepen, neem dan contact op met een elektricien.   
					Zorg dat het netsnoer dat u gebruikt, correct bedraad is, goed bereikbaar is en zich   
					in de buurt van de apparatuur bevindt. Zorg dat het snoer niet helemaal strak   
					staat; hierdoor kan het slijten.   
					Wees voorzichtig als u de stekker in het stopcontact steekt of daar uit haalt.   
					Batterijen   
					Alle IBM personal computers bevatten een niet-oplaadbare knoopcelbatterij die   
					stroom levert voor de systeemklok. Daarnaast zijn veel mobiele producten, zoals   
					ThinkPad-notebooks, voorzien van een oplaadbare batterij die het systeem van   
					stroom voorziet. De batterijen die door IBM voor uw product worden geleverd,   
					zijn getest op compatibiliteit en mogen alleen worden vervangen door onderdelen   
					die door IBM zijn goedgekeurd.   
					Belangrijke veiligheidsinformatie vii   
					 
				Probeer nooit de batterij open te maken of te repareren. Zorg dat de batterij niet   
					gedeukt of doorboord wordt en niet in contact komt met open vuur. Voorkom   
					kortsluiting van de metalen contactpunten. Stel de batterij niet bloot aan water of   
					andere vloeistoffen. Laad de batterij uitsluitend op volgens de instructies in de   
					productdocumentatie.   
					Door misbruik of onoordeelkundig gebruik kan de batterij oververhit raken, waar-   
					door er gassen of vonken uit de batterij of knoopcel kunnen komen. Als uw batterij   
					beschadig is of als u merkt dat de batterij spontaan leegloopt of dat er zich vreemd   
					materiaal rond de contactpunten van de batterij afzet, staak het gebruik van de   
					batterij dan onmiddellijk en bestel een nieuwe bij de fabrikant.   
					Als batterijen lange tijd ongebruikt worden gelaten, kan de kwaliteit ervan teruglo-   
					pen. Bij bepaalde oplaadbare batterijen (met name lithium-ionenbatterijen) kan het   
					ongebruikt laten van de batterij in ontladen toestand leiden tot een verhoogde kans   
					op kortsluiting, waardoor de levensduur van de batterij wordt verkort en er tevens   
					een veiligheidsrisico ontstaat. Zorg dat oplaadbare lithium-ionenbatterijen niet   
					helemaal ontladen raken en bewaar deze batterijen niet in ontladen toestand.   
					Warmte en ventilatie van het product   
					Computers produceren warmte als ze aan staan en als de batterijen worden opge-   
					laden. Door hun compacte formaat kunnen notebook-PC’s een aanzienlijke hoe-   
					veelheid warmte produceren. Neem daarom altijd de volgende elementaire voor-   
					zorgsmaatregelen:   
					v Houd de computer niet te lang op schoot als de computer in bedrijf is of de bat-   
					terij wordt opgeladen. Tijdens de normale werking produceert de computer   
					enige warmte. Langdurig contact met uw lichaam of kleding kan ongemak en   
					zelfs brandwonden veroorzaken.   
					v Gebruik de computer niet en laad de batterijen niet op in de buurt van licht ont-   
					vlambare of explosieve materialen.   
					v Ventilatieopeningen, ventilatoren en/of koelribben maken deel uit van het pro-   
					duct omwille van de veiligheid, het comfort en een betrouwbare werking. Deze   
					voorzieningen kunnen per ongeluk geblokkeerd raken als u het product op een   
					bed, zitbank, vloerkleed of andere zachte ondergrond plaatst. Zorg dat deze   
					voorzieningen nooit worden geblokkeerd of uitgeschakeld.   
					Veiligheid van CD- en DVD-stations   
					In CD- en DVD-stations draait de disc met een hoge snelheid rond. Indien een CD-   
					of DVD-disc gebarsten of anderszins fysiek beschadigd is, kan het gebeuren dat   
					deze bij gebruik in het CD- of DVD-station breekt of zelfs versplintert. Om ver-   
					wonding ten gevolge van dergelijke situaties te voorkomen, en om de kans op   
					schade aan uw machine te verkleinen, doet u het volgende:   
					v Bewaar CD/DVD-discs altijd in hun originele verpakking.   
					v Bewaar CD/DVD-discs nooit in de felle zon of in de buurt van een warmtebron.   
					v Haal CD/DVD-discs uit de computer wanneer ze niet worden gebruikt.   
					v Zorg dat CD/DVD-discs niet worden verbogen en plaats ze niet met kracht in   
					de computer of in de verpakking.   
					v Controleer vóór gebruik steeds of de CD/DVD-discs geen barsten vertonen. Is   
					een disc gebarsten of beschadigd, gebruik hem dan niet.   
					viii Handboek voor de gebruiker   
					 
				Aanvullende veiligheidsvoorschriften   
					GEVAAR   
					Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk.   
					Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:   
					v Sluit tijdens onweer geen kabels aan en ontkoppel ze niet; voer ook geen   
					installatie-, onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit   
					tijdens onweer.   
					v Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.   
					v Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product worden aangeslo-   
					ten aan op een correct geaard stopcontact.   
					v Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen   
					van signaalkabels.   
					v Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont.   
					v Ontkoppel alle netsnoeren, telecommunicatiesystemen, netwerken en modems   
					voordat u de kap van het apparaat opent, tenzij de installatie- of configuratie-   
					instructies expliciet anders voorschrijven.   
					v Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent,   
					houd u dan bij het aansluiten en loskoppelen van de kabels aan het volgende:   
					Aansluiten:   
					Ontkoppelen:   
					1. Zet alles UIT.   
					1. Zet alles UIT.   
					2. Sluit eerst alle kabels aan op de appara-   
					2. Haal eerst de stekker uit het stopcon-   
					ten.   
					tact.   
					3. Sluit de signaalkabels aan.   
					4. Steek de stekker in het stopcontact.   
					5. Zet het apparaat AAN.   
					3. Ontkoppel de signaalkabels.   
					4. Ontkoppel alle kabels van de apparaten.   
					DANGER   
					Le courant électrique provenant de l’alimentation, du téléphone et des câbles de   
					transmission peut présenter un danger.   
					Pour éviter tout risque de choc électrique :   
					v Ne manipulez aucun câble et n’effectuez aucune opération d’installation,   
					d’entretien ou de reconfiguration de ce produit au cours d’un orage.   
					v Branchez tous les cordons d’alimentation sur un socle de prise de courant   
					correctement câblé et mis à la terre.   
					v Branchez sur des socles de prise de courant correctement câblés tout équipe-   
					ment connecté à ce produit.   
					v Lorsque cela est possible, n’utilisez qu’une seule main pour connecter ou   
					déconnecter les câbles d’interface.;   
					v Ne mettez jamais un équipement sous tension en cas d’incendie ou   
					d’inondation, ou en présence de dommages matériels.   
					v Avant de retirer les carters de l’unité, mettez celle-ci hors tension et décon-   
					nectez ses cordons d’alimentation, ainsi que les câbles qui la relient aux   
					réseaux, aux systèmes de té lécommunication et aux modems (sauf instruction   
					contraire mentionnée dans les procédures d’installation et de configuration).   
					Belangrijke veiligheidsinformatie ix   
					 
				v Lorsque vous installez, que vous déplacez, ou que vous manipulez le présent   
					produit ou des périphériques qui lui sont raccordés, reportez-vous aux   
					instructions ci-dessous pour connecter et déconnecter les différents cordons.   
					Connexion :   
					Déconnexion :   
					1. Mettez les unités hors tension.   
					1. Mettez les unités hors tension.   
					2. Commencez par brancher tous les cor-   
					2. Débranchez les cordons d’alimentation   
					dons sur les unités.   
					des prises.   
					3. Branchez les câbles d’interface sur des   
					3. Débranchez les câbles d’interface des   
					connecteurs.   
					connecteurs.   
					4. Branchez les cordons d’alimentation sur 4. Débranchez tous les câbles des unités.   
					des prises.   
					5. Mettez les unités sous tension.   
					Kennisgeving lithiumbatterij   
					Let op!   
					Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar.   
					Gebruik ter vervanging alleen IBM-batterijen met onderdeelnummer 33F8354 of   
					een gelijksoortige batterij die door de leverancier wordt aanbevolen. De batterij   
					bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik exploderen.   
					Houd u aan het volgende:   
					v Gooi de batterij niet in water   
					v Verwarm de batterij niet boven 100°C   
					v Haal de batterij niet uit elkaar   
					Gooi de batterij niet zomaar weg, maar breng deze naar een vergaarplaats voor   
					klein chemisch afval.   
					ATTENTION   
					Danger d’explosion en cas de remplacement incorrect de la batterie.   
					Remplacer uniquement par une batterie IBM de type ou d’un type équivalent   
					recommandé par le fabricant. La batterie contient du lithium et peut exploser en   
					cas de mauvaise utilisation, de mauvaise manipulation ou de mise au rebut inap-   
					propriée.   
					Ne pas :   
					v Lancer ou plonger dans l’eau   
					v Chauffer à plus de 100°C (212°F)   
					v Réparer ou désassembler   
					Mettre au rebut les batteries usagées conformément aux règlements locaux.   
					Veiligheidsvoorschriften voor de modem   
					Neem ter voorkoming van brand, elektrische schokken of verwondingen bij het   
					gebruik van telefonische apparatuur altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in   
					acht:   
					v Installeer geen telefoonbedrading tijdens onweer.   
					x 
					Handboek voor de gebruiker   
					 
				v Installeer geen telefoonaansluitingen in natte ruimtes tenzij de aansluiting spe-   
					ciaal ontworpen is voor gebruik in natte ruimtes.   
					v Raak geen telefoonkabels of -stekkers aan die niet geïsoleerd zijn.   
					v Wees voorzichtig bij het installeren of doortrekken van telefoonlijnen.   
					v Gebruik de telefoon niet tijdens onweer, tenzij u een draadloos model hebt. Er   
					bestaat een kleine kans op een elektrische schok als gevolg van blikseminslag.   
					v Geef gaslekken in de buurt van de telefoon niet telefonisch door.   
					Consignes de sécurité relatives au modem   
					Lors de l’utilisation de votre matériel téléphonique, il est important de respecter les   
					consignes ci-après afin de réduire les risques d’incendie, d’électrocution et d’autres   
					blessures :   
					v N’installez jamais de cordons téléphoniques durant un orage.   
					v Les prises téléphoniques ne doivent pas être installées dans des endroits   
					humides, excepté si le modèle a été conçu à cet effet.   
					v Ne touchez jamais un cordon téléphonique ou un terminal non isolé avant que   
					la ligne ait été déconnectée du réseau téléphonique.   
					v Soyez toujours prudent lorsque vous procédez à l’installation ou à la   
					modification de lignes téléphoniques.   
					v Si vous devez téléphoner pendant un orage, pour éviter tout risque de choc   
					électrique, utilisez toujours un téléphone sans fil.   
					v En cas de fuite de gaz, n’utilisez jamais un téléphone situé à proximité de la   
					fuite.   
					Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen   
					Sommige IBM PC-modellen worden standaard geleverd met een CD-ROM-station   
					of een DVD-station. CD-ROM-stations en DVD-stations zijn ook los als optie te   
					verkrijgen. CD-ROM-stations en DVD-stations zijn laserproducten. Deze stations   
					voldoen in de Verenigde Staten aan de eisen gesteld in de Department of Health   
					and Human Services 21 Code of Federal Regulations (DHHS 21 CFR) Subchapter J   
					voor laserproducten van Klasse 1. De stations voldoen aan de eisen gesteld in de   
					International Electrotechnical Commission (IEC) 825 en CENELEC EN 60 825   
					bedoeld voor laserproducten van klasse 1.   
					Let bij het installeren van een CD-ROM- of DVD-station op het volgende.   
					Let op!   
					Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan hier is   
					beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling.   
					Als u de behuizing van het CD-ROM-station of het DVD-station opent, kunt u   
					worden blootgesteld aan gevaarlijke laserstraling. Het CD-ROM-station of het   
					DVD-station bevat geen onderdelen die moeten worden vervangen of onderhou-   
					den. Open de behuizing van het CD-ROM-station of het DVD-station niet.   
					Sommige CD-ROM-stations of DVD-stations bevatten een ingebouwde laserdiode   
					van klasse 3A of 3B. Let op het volgende.   
					GEVAAR   
					Laserstraling indien geopend. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct contact met de   
					laserstraal.   
					Belangrijke veiligheidsinformatie xi   
					 
				DANGER:   
					Certains modèles d’ordinateurs personnels sont équipés d’origine d’une unité de   
					CD-ROM ou de DVD-ROM. Mais ces unités sont également vendues séparément   
					en tant qu’options. L’unité de CD-ROM/DVD-ROM est un appareil à laser. Aux   
					État-Unis, l’unité de CD-ROM/DVD-ROM est certifiée conforme aux normes   
					indiquées dans le sous-chapitre J du DHHS 21 CFR relatif aux produits à laser de   
					classe 1. Dans les autres pays, elle est certifiée être un produit à laser de classe 1   
					conforme aux normes CEI 825 et CENELEC EN 60 825.   
					Lorsqu’une unité de CD-ROM/DVD-ROM est installée, tenez compte des remar-   
					ques suivantes:   
					ATTENTION: Pour éviter tout risque d’exposition au rayon laser, respectez les   
					consignes de réglage et d’utilisation des commandes, ainsi que les procédures   
					décrites.   
					L’ouverture de l’unité de CD-ROM/DVD-ROM peut entraîner un risque   
					d’exposition au rayon laser. Pour toute intervention, faites appel à du personnel   
					qualifié.   
					Certaines unités de CD-ROM/DVD-ROM peuvent contenir une diode à laser de   
					classe 3A ou 3B. Tenez compte de la consigne qui suit:   
					DANGER   
					Rayonnement laser lorsque le carter est ouvert. Évitez toute exposition directe des yeux   
					au rayon laser. Évitez de regarder fixement le faisceau ou de l’observer à l’aide   
					d’instruments optiques.   
					xii Handboek voor de gebruiker   
				Overzicht   
					Hartelijk gefeliciteerd met uw aanschaf van een IBM-computer. In deze computer   
					zijn de nieuwste ontwikkelingen verwerkt op het gebied van PC-technologie. De   
					computer kan bovendien worden uitgebreid.   
					Door hardwareopties te installeren, kunt u de mogelijkheden van de computer een-   
					voudig uitbreiden. In deze publicatie vindt u instructies voor het installeren van   
					externe en interne opties. Raadpleeg bij het installeren van een optie zowel deze   
					instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd.   
					Informatiebronnen   
					Het Naslagboekje dat bij de computer is geleverd, bevat informatie over het installe-   
					ren van de computer en het starten van het besturingssysteem. Dit boekje bevat   
					ook informatie over het oplossen van de meest voorkomende problemen, herstel-   
					procedures voor software, hulp, service en garantie.   
					Raadpleeg Access IBM (op het bureaublad) voor nadere informatie over uw com-   
					puter.   
					Als u toegang hebt tot internet, kunt u hier de meest recente handboeken voor uw   
					computer bekijken. Deze vindt u op:   
					
					Voer uw machinetype en -model in het veld Quick Path in en klik op Go.   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					xiii   
					 
				xiv Handboek voor de gebruiker   
				Hoofdstuk 1. Opties installeren   
					ThinkCentre   
					Dit hoofdstuk bevat een inleiding over de voorzieningen en opties die voor de   
					computer beschikbaar zijn. De mogelijkheden van uw computer zijn gemakkelijk   
					uit te breiden. U kunt geheugen, stations en adapters toevoegen. Raadpleeg bij het   
					installeren van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie   
					zijn geleverd.   
					Belangrijk   
					Lees voordat u een optie installeert of verwijdert eerst “Belangrijke   
					
					zorgen dat u veilig kunt werken.   
					Kenmerken   
					In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen en de vooraf geïnstal-   
					leerde software.   
					Systeemgegevens   
					De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. In de IBM   
					Setup Utility vindt u informatie over uw specifieke model. Zie Hoofdstuk 2,   
					
					Microprocessor (verschilt per model)   
					v Intel® Pentium® 4 processor met HyperThreading Technology   
					v Intel Pentium 4 processor   
					v Intel Celeron® processor   
					v Interne cache (grootte afhankelijk van modeltype)   
					Geheugen   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					1 
					 
				v Ondersteuning voor voor DDR (double data rate) DIMM’s (dual inline memory   
					modules)   
					v 512 kB flashgeheugen voor systeemprogramma’s   
					Interne stations   
					v 3,5-inch, 1,44 MB diskettestation   
					v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) intern vaste-schijfstation   
					v EIDE CD-station of DVD-station (bepaalde modellen)   
					Videosubsysteem   
					v Geïntegreerde grafische controller voor een VGA-beeldscherm   
					v PCI Express (x16) grafische aansluiting op de systeemplaat   
					Audiosubsysteem   
					v AC’97 met ADI 1981B Audio Codec   
					v Lijningang en lijnuitgang op het achterpaneel   
					v Microfoon- en hoofdtelefoonaansluitingen op het voorpaneel   
					Connectiviteit   
					v 10/100/1000 Mbps geïntegreerde Broadcom Ethernet-controller   
					v PCI V.90 Data/Faxmodem (sommige modellen)   
					Voorzieningen voor systeembeheer   
					v RPL (Remote Program Load) en DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)   
					v Wake on LAN   
					v Wake on Ring (in het programma IBM BIOS Setup heet deze voorziening Serial   
					Port Ring Detect voor een externe modem)   
					v Beheer op afstand   
					v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten   
					v System Management (SM) BIOS en software   
					v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten   
					(POST)   
					Input/output-voorzieningen   
					v 25-pens ECP/EPP-aansluitingen (Extended Capabilities Port/Extended Parallel   
					Port)   
					v Twee 9-pens seriële poorten (bepaalde modellen)   
					v Acht 4-pens USB-poorten (twee vooraan en zes achterop)   
					v PS/2-muisaansluiting   
					v Aansluiting voor PS/2-toetsenbord   
					v Ethernet-poort   
					v VGA-beeldschermaansluiting   
					v Twee audio-aansluitingen op het achterpaneel (lijningang en lijnuitgang)   
					v Tweer audio-aansluitingen op het voorpaneel (hoofdtelefoon en microfoon)   
					v IEEE 1394-aansluiting (bepaalde modellen)   
					Uitbreidingsmogelijkheden   
					v Vier stationsvakken   
					2 
					Handboek voor de gebruiker   
					 
				v Twee 32-bits PCI-adaptersleuven (peripheral component interconnect)   
					v Eén PCI Express (x1) adaptersleuf   
					v Eén PCI Express (x16) sleuf voor een grafische kaart   
					Voeding   
					v 310 W voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar   
					v Automatische instelling invoerfrequentie (50/60 Hz)   
					v Advanced Power Management   
					v Ondersteuning voor ACPI (Advanced Configuration and Power Interface)   
					Beveiligingsvoorzieningen   
					v Gebruikerswachtwoord en configuratiewachtwoord   
					v Gebruikers- en beheerderswachtwoord voor het vaste-schijfstation (bepaalde   
					modellen)   
					v Mogelijkheid voor gebruik van een hangslot   
					v Mogelijkheid tot het toevoegen van een geïntegreerd kabelslot   
					v Aanwezigheidsschakelaar voor kap   
					v Instelbare opstartvolgorde   
					v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis   
					v Werkstand Onbewaakt starten   
					v Diskette- en vaste-schijfstationbesturing   
					v I/O-besturing van seriële en parallelle poort   
					v Beveiligingsprofielen per apparaat   
					Door IBM vooraf geïnstalleerde software   
					Uw computer wordt mogelijk geleverd met een set vooraf geïnstalleerde software.   
					Deze bestaat uit een besturingssysteem, stuurprogramma’s voor de ingebouwde   
					voorzieningen en overige ondersteunende software.   
					Besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) (varieert per modeltype)   
					Opmerking: Deze besturingssystemen zijn niet in alle landen beschikbaar.   
					v Microsoft Windows XP Home   
					v Microsoft Windows XP Professional   
					Gecertificeerde of geteste besturingssystemen1   
					Linux   
					1. De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden op het moment dat deze publicatie ter perse gaat, onderworpen aan een   
					compatibiliteitstest of -certificering. Ook kan IBM na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer   
					besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om te controleren of een   
					bepaald besturingssysteem is gecertificeerd voor of getest op compatibiliteit kunt u de website van de fabrikant van dat   
					besturingssysteem raadplegen.   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren   
					3 
					 
				Specificaties   
					In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.   
					Afmetingen   
					Warmte-afgifte (bij benadering):   
					Minimumconfiguratie: 75 Watt   
					Maximumconfiguratie: 310 Watt   
					Hoogte: 146 mm   
					Breedte: 442 mm   
					Diepte: 401 mm   
					Luchtverplaatsing   
					Gewicht   
					Maximaal ongeveer 1,13 kubieke meter per minuut   
					Minimumconfiguratie bij levering: 24 kg   
					Maximumconfiguratie: 31 kg   
					Geluidsniveau   
					Gemiddelde geluidsproductie:   
					Op de werkplek (0,5 meter):   
					Niet actief: 33 dBA   
					In bedrijf: 35 dBA   
					Omgevingsvoorwaarden   
					Luchttemperatuur:   
					Systeem aan: 10°C tot 35°C   
					Systeem uit: 10°C tot 43°C   
					Op één 1 meter:   
					Maximumhoogte: 2134 m   
					Niet actief: 29 dBA   
					In bedrijf: 31 dBA   
					Opmerking: De maximumhoogte van 2134 m is   
					de maximumhoogte waarbij de opgegeven lucht-   
					temperatuur van toepassing is. Wanneer deze   
					hoogte wordt overschreden, moet de lucht-   
					temperatuur lager zijn dan de opgegeven tempera-   
					tuur.   
					Gedeclareerde geluidslimiet:   
					Niet actief: 4,3 bel   
					In bedrijf: 4,4 bel   
					Luchtvochtigheid:   
					Opmerking: Het geluidsniveau werd vastgesteld in   
					een gecontroleerde omgeving volgens de procedures   
					van American National Standards Institute (ANSI)   
					S12.10 en ISO 7779 en voldoet aan ISO 9296. De   
					werkelijke geluidsniveaus kunnen de hier genoemde   
					waarden overtreffen als gevolg van reflecterend   
					geluid en andere geluidsbronnen. Het gedeclareerde   
					geluidsniveau is een limiet; bij de meeste computers   
					blijft het geluidsniveau onder deze waarde.   
					Systeem aan: 8% tot 80%   
					Systeem uit: 8% tot 80%   
					Elektrische invoer   
					Invoerspanning:   
					Laag:   
					Minimum: 90 V   
					Maximum: 180 V   
					Invoerfrequentie: 47–53 Hz   
					Instelling voltageschakelaar: 115 V   
					Hoog:   
					Minimum: 137 V   
					Maximum: 265 V   
					Invoerfrequentie: 57–63 Hz   
					Instelling voltageschakelaar: 230 V   
					Opgenomen vermogen (bij benadering):   
					Minimumconfiguratie bij levering: 0,09 kWatt   
					Maximumconfiguratie: 0,32 kWatt   
					Opmerking: Stroomverbruik en warmte-afgifte kun-   
					nen variëren en zijn afhankelijk van het aantal en het   
					soort geïnstalleerde opties en de gebruikte optionele   
					functies voor energiebeheer.   
					4 
					Handboek voor de gebruiker   
					 
				Beschikbare opties   
					Enkele beschikbare opties:   
					v Externe opties   
					– Parallelle apparaten, zoals printers en externe stations   
					– Seriële apparaten, zoals externe modems en digitale camera’s   
					– Audioapparatuur, zoals externe luidsprekers voor het geluidssysteem   
					– USB-apparaten, zoals printers, joysticks en scanners   
					– Beveiligingsopties, zoals een hangslot of een kabelslot   
					– Beeldschermen   
					v Interne opties   
					– Systeem geheugen, ook DIMM’s (dual in-line memory modules) genoemd   
					– PCI-adapters (Peripheral Component Interconnect)   
					– PCI Express (x1) adapter   
					– PCI Express (x16) grafische kaart   
					– Interne stations, zoals:   
					- CD- of DVD- station (bepaalde modellen)   
					- Vaste-schijfstation   
					- Diskettestations en anderestations voor verwisselbare media   
					Op de volgende webpagina’s vindt u de meest recente informatie over de beschik-   
					bare opties:   
					
					
					U kunt ook een van de volgende telefoonnummers bellen:   
					v In de Verenigde Staten belt u 1-800-IBM-2YOU (1-800-426-2968).   
					v In Canada belt u 1-800-565-3344 of 1-800-IBM-4YOU.   
					v In alle overige landen neemt u contact op met uw IBM-leverancier of IBM-   
					vertegenwoordiger.   
					Benodigd gereedschap   
					Als u bepaalde opties in de computer wilt installeren, hebt u een schroevendraaier   
					nodig. Bij een aantal opties is hiervoor ook nog ander gereedschap vereist. Raad-   
					pleeg de instructies bij de optie.   
					Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit   
					Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen   
					en de opties zwaar beschadigen.   
					Als u een optie installeert, maak de antistatische verpakking ervan dan nooit open   
					voordat de installatieaanwijzingen u hiertoe opdracht geven.   
					Neem bij het omgaan met opties en computeronderdelen de volgende voorzorgs-   
					maatregelen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen:   
					v Beweeg zo min mogelijk. Door beweging kan er statische elektriciteit ontstaan.   
					v Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapters en geheugenmodules bij de   
					randen vast. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan.   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren   
					5 
					 
				v Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken.   
					v Wanneer u een nieuwe optie installeert, houd dan de antistatische verpakking   
					met de optie minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een   
					uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer.   
					Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw   
					lichaam.   
					v Installeer zo mogelijk de optie direct in de computer zonder deze neer te leggen.   
					Als u de optie neer moet leggen nadat u hem uit de verpakking hebt gehaald,   
					leg hem dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond.   
					v Leg de optie niet op de kap van de computer of op een metalen oppervlak.   
					6 
					Handboek voor de gebruiker   
				Externe opties installeren   
					In dit gedeelte worden de externe aansluitingen van de computer beschreven.   
					Hierop kunt u externe opties aansluiten, zoals externe luidsprekers, een printer of   
					een scanner. Voor sommige externe opties moet u aanvullende software installeren.   
					Als u een externe optie installeert, kunt u in dit gedeelte zien welke aansluiting u   
					moet gebruiken. Met behulp van de instructies die bij het externe apparaat zijn   
					geleverd, kunt u dat apparaat vervolgens aansluiten en de vereiste software of   
					stuurprogramma’s installeren.   
					De plaats van de aansluitingen aan de voorkant van de com-   
					puter   
					In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de voorkant van   
					de computer bevinden.   
					Opmerking: Niet alle computermodellen beschikken over de volgende aansluitin-   
					gen.   
					ThinkCentre   
					1 
					3 
					9 
					4 
					ꢀ1ꢁIEEE 1394-aansluiting   
					ꢀ2ꢁUSB-poort   
					ꢀ4ꢁMicrofoonaansluiting   
					ꢀ5ꢁHoofdtelefoonaansluiting   
					ꢀ3ꢁUSB-poort   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren   
					7 
					 
				De plaats van de aansluitingen aan de achterkant van de com-   
					puter   
					In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de achterkant   
					van de computer bevinden.   
					ꢀ1ꢁPCI-sleuven   
					ꢀ9ꢁDiagnoselampjes   
					ꢀ10ꢁVoedingsaansluiting   
					ꢀ11ꢁAudiolijnuitgang   
					ꢀ2ꢁPCI Express (x1) sleuf   
					ꢀ3ꢁPCI Express (x16) sleuf voor grafische   
					kaart   
					ꢀ4ꢁEthernet-aansluiting   
					ꢀ5ꢁUSB-poorten   
					ꢀ6ꢁMuisaansluiting   
					ꢀ12ꢁAudiolijningang   
					ꢀ13ꢁVGA-beeldschermaansluiting   
					ꢀ14ꢁSeriële poort   
					ꢀ7ꢁParallelle poort   
					ꢀ8ꢁSeriële poort (bepaalde modellen)   
					ꢀ15ꢁToetsenbordaansluiting   
					ꢀ16ꢁUSB-poorten   
					Opmerking: Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voor-   
					zien van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de   
					kabels.   
					8 
					Handboek voor de gebruiker   
					 
				Aansluiting   
					Beschrijving   
					Ethernet-poort   
					Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een LAN aansluiten.   
					Opmerking: Om de computer te laten voldoen aan de FCC-   
					richtlijnen dient u een Ethernet-kabel van categorie 5 te gebrui-   
					ken.   
					USB-poorten   
					Hierop kunt u apparaten aansluiten waarvoor een USB-poort   
					(Universal Serial Bus) vereist is, bijvoorbeeld een USB-scanner   
					of een USB-printer. Als u meer dan zes USB-apparaten hebt,   
					kunt u een USB-hub aanschaffen om extra USB-apparaten aan   
					te sluiten.   
					Muisaansluiting   
					Parallelle poort   
					Hierop kunt u een muis, trackball of een ander aanwijsapparaat   
					aansluiten dat geschikt is voor een standaardmuisaansluiting.   
					Wordt gebruikt voor het aansluiten van een parallelle printer,   
					een parallelle scanner of een ander apparaat dat gebruik maakt   
					van een 25-pens parallelle aansluiting.   
					Seriële aansluitingen   
					Audiolijnuitgang   
					Hierop sluit u een externe modem, een seriële printer of een   
					ander apparaat aan dat gebruikmaakt van een 9-pens seriële   
					aansluiting.   
					Via deze uitgang worden audiosignalen van de computer ver-   
					zonden naar externe apparaten, zoals actieve stereoluidsprekers   
					(luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons,   
					multimediatoetsenborden of de audiolijningang van een stereo-   
					systeem of een ander extern opnameapparaat.   
					Audiolijningang   
					Hiermee kunt u audiosignalen ontvangen van een extern   
					audioapparaat, zoals een stereo-installatie. Als u een extern   
					audioapparaat aansluit, verbindt u de audiolijnuitgang van het   
					apparaat met een kabel met de audiolijningang van de compu-   
					ter.   
					Toetsenbordaansluiting   
					Hierop kunt u een toetsenbord aansluiten dat geschikt is voor   
					een standaardtoetsenbordaansluiting.   
					Stuurprogramma’s   
					U kunt stuurprogramma’s voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd   
					
					ties vindt u in de README-bestanden van de stuurprogramma’s.   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren   
					9 
					 
				De kap verwijderen   
					Belangrijk:   
					
					
					de kap verwijdert.   
					U verwijdert de kap als volgt:   
					1. Sluit het besturingssysteem af, verwijder eventueel aanwezige media (diskettes,   
					CD’s of banden) uit de stations en schakel alle aangesloten apparaten en de   
					computer uit.   
					2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.   
					3. Ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor net-   
					snoeren, I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels.   
					4. Druk op de knoppen aan de zijkanten van de computer en kantel de achter-   
					zijde van de kap omhoog en naar de voorzijde van de computer.   
					tre   
					n 
					e 
					C 
					k 
					in   
					h 
					T 
					10 Handboek voor de gebruiker   
					 
				De plaats van componenten   
					In onderstaande afbeelding kunt u zien waar de verschillende onderdelen zich   
					bevinden.   
					X 
					X 
					X 
					X 
					* 
					* 
					ꢀ1ꢁVoedingseenheid   
					ꢀ2ꢁDIMM’s   
					ꢀ5ꢁPCI Express (x16) sleuf voor grafische kaart   
					ꢀ6ꢁBatterij   
					ꢀ3ꢁPCI Express (x1) sleuf   
					ꢀ4ꢁPCI-sleuf   
					ꢀ7ꢁMicroprocessor en koelelement   
					Onderdelen van de systeemplaat   
					De systeemplaat, ook wel het moederbord genoemd, is de hoofdprintplaat in de   
					computer. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en   
					ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. Dit geldt zowel voor   
					apparaten die vooraf in de fabriek zijn geïnstalleerd als voor apparaten die u op   
					een later tijdstip zelf installeert.   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren 11   
					 
				In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeem-   
					plaat.   
					ꢀ1ꢁ 12V voedingsaansluiting   
					ꢀ2ꢁ Aansluiting diskettestation   
					ꢀ3ꢁ Luidsprekeraansluiting   
					ꢀ13ꢁSATA 2-aansluiting   
					ꢀ14ꢁSATA 1-aansluiting   
					ꢀ15ꢁAansluiting voor aanwezigheids-   
					schakelaar kap   
					ꢀ4ꢁ DIMM-aansluiting 4   
					ꢀ5ꢁ DIMM-aansluiting 3   
					ꢀ16ꢁVoedingsaansluiting   
					ꢀ17ꢁPCI Express (x16) sleuf voor grafische   
					kaart   
					ꢀ6ꢁ DIMM-aansluiting 2   
					ꢀ7ꢁ DIMM-aansluiting 1   
					ꢀ18ꢁPCI Express (x1) sleuf   
					ꢀ19ꢁ PCI-sleuf 2   
					ꢀ8ꢁ Jumper voor Wissen CMOS/Herstel   
					ꢀ9ꢁ Aansluiting voorpaneel   
					ꢀ10ꢁPATA IDE-aansluiting   
					ꢀ11ꢁSATA 4-aansluiting   
					ꢀ20ꢁPCI-sleuf 1   
					ꢀ21ꢁBatterij   
					ꢀ22ꢁMicroprocessor   
					ꢀ23ꢁAansluiting microprocessorventilator   
					ꢀ24ꢁKoelelement microprocessor   
					ꢀ12ꢁSATA 3-aansluiting   
					Geheugen installeren   
					De computer beschikt over vier aansluitingen waarin u DIMM’s (dual inline   
					memory modules) kunt plaatsen, waardoor u het systeemgeheugen kunt uitbreiden   
					tot maximaal 4 GB.   
					Het systeemgeheugen is verdeeld over twee kanalen (A en B). DIMM-aansluitingen   
					1 en 2 vormen kanaal A en DIMM-aansluitingen 3 en 4 vormen kanaal B. Als er in   
					beide kanalen DIMM’s aanwezig zijn, werkt de computer in de werkstand Dual   
					Channel.   
					12 Handboek voor de gebruiker   
					 
				De computer werkt met ofwel DDR- (double data rate), ofwel DDR2-geheugen   
					(double data rate 2). Welk geheugen er nodig is, hangt af van de systeemplaat die   
					in uw computer is geïnstalleerd.   
					
					
					
					v Als de twee DIMM-aansluitingen die zich het dichtst bij de rand van de   
					systeemplaat bevinden GEEL zijn, werkt de systeemplaat met DDR-geheu-   
					gen. DDR DIMM’s zijn 184-pens, 2,5 V en kunnen worden gebruikt in elke   
					combinatie van 128 MB, 256 MB, 512 MB en 1 GB.   
					v Als de twee DIMM-aansluitingen die zich het dichtst bij de rand van de   
					systeemplaat bevinden GROEN zijn, werkt de systeemplaat met DDR2-   
					geheugen. DDR2 DIMM’s zijn 240-pens, 1,8 V en kunnen worden gebruikt in   
					elke combinatie van 256 MB, 512 MB en 1 GB.   
					Opmerking: Welk type geheugen u moet gebruiken, staat in de vorm van   
					tekst aangegeven in de buurt van het IBM-logo op de systeem-   
					plaat.   
					U installeert een DIMM als volgt:   
					
					2. Mogelijk moet u eerst een adapter verwijderen voordat u bij de DIMM-sleuven   
					kunt komen. Zie “Adapters installeren” op pagina 14.   
					3. Draai de stationhouder omhoog om bij de systeemplaat te kunnen.   
					* 
					* 
					X 
					X 
					X 
					X 
					* 
					* 
					
					
					Hoofdstuk 1. Opties installeren 13   
					 
				5. Open de klemmetjes.   
					6. Zorg dat de uitsparingen in de DIMM op één lijn liggen met de nokjes op de   
					aansluiting. Duw de DIMM voorzichtig naar beneden tot de klemmetjes vast-   
					klikken.   
					Volgende stappen:   
					v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende   
					gedeelte.   
					
					
					Adapters installeren   
					In dit gedeelte leest u hoe u adapters kunt installeren of verwijderen. De computer   
					heeft twee uitbreidingssleuf voor PCI-adapters, één sleuf voor een PCI Express (x1)   
					adapter en één sleuf voor een PCI Express (x16) grafische kaart. U kunt in PCI-   
					sleuf 1 en PCI-sleuf 2 adapters installeren met een lengte van maximaal 340 mm.   
					U installeert als volgt een adapter:   
					
					14 Handboek voor de gebruiker   
					 
				2. Draai de stationhouder omhoog om bij de systeemplaat te kunnen.   
					* 
					* 
					X 
					X 
					X 
					X 
					* 
					* 
					3. Open de klem voor de afdekplaatjes en verwijder het afdekplaatje van de   
					gewenste kaartsleuf.   
					* 
					* 
					X 
					X 
					X 
					X 
					* 
					* 
					4. Haal de adapter uit de antistatische verpakking.   
					5. Installeer de adapter in de juiste sleuf op de systeemplaat.   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren 15   
				6. Sluit de klem voor de afdekplaatjes.   
					* 
					* 
					X 
					X 
					X 
					X 
					X 
					X 
					Volgende stappen:   
					v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende   
					gedeelte.   
					
					
					Interne stations installeren   
					In deze paragraaf leest u hoe u interne stations kunt installeren of verwijderen.   
					Interne stations zijn apparaten waarmee de computer gegevens leest en opslaat. U   
					kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden   
					of om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere typen media. De   
					volgende typen stations zijn beschikbaar:   
					v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) vaste-schijfstation   
					v Parallelle ATA vaste-schijfstations   
					v CD-stations of DVD-stations   
					v Bandstations   
					v Stations voor verwisselbare media   
					Opmerking: Deze andere stations worden ook wel IDE-stations genoemd (IDE =   
					integrated drive electronics).   
					Interne stations worden geïnstalleerd in vakken. In dit boek wordt gesproken van   
					vak 1, vak 2 enzovoort.   
					Wanneer u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het vak dat u   
					daarvoor wilt gebruiken geschikt is voor het desbetreffende type en formaat sta-   
					tion. Zorg ook dat de interne stationskabels goed worden aangesloten op het   
					geïnstalleerde station.   
					16 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Stationsspecificaties   
					De computer wordt geleverd met de volgende door IBM geïnstalleerde stations:   
					v Een 3,5-inch diskettestation in vak 1.   
					v Een CD- of DVD-station in vak 2 (bepaalde modellen)   
					v Een 3,5-inch vaste-schijfstation in vak 4   
					Alle vakken waarin geen station is geïnstalleerd, zijn bedekt met een metalen   
					plaatje en een kunststof afdekplaatje.   
					In onderstaande afbeelding ziet u waar de stationsvakken zich bevinden.   
					Hieronder ziet u een overzicht van de stations die u in de vakken kunt installeren:   
					ꢀ1ꢁVak 1 - Maximumhoogte: 25,8 mm (1 inch)   
					3,5-inch diskettestation (vooraf geïnstal-   
					leerd)   
					ꢀ2ꢁVak 2 - Maximumhoogte: 43,0 mm (1,7 inch)   
					CD-station of DVD-station (vooraf   
					geïnstalleerd in sommige modellen)   
					5,25-inch vaste-schijfstation   
					5,25-inch vaste-schijfstation   
					3,5-inch vaste-schijfstation (montage-   
					beugel vereist)   
					ꢀ3ꢁVak 3 - Maximumhoogte: 43,0 mm (1 inch)   
					CD-station   
					DVD-station   
					ꢀ4ꢁVak 4 - Maximumhoogte: 25,8 mm (1 inch)   
					3,5-inch vaste-schijfstation (vooraf   
					geïnstalleerd)   
					Opmerkingen:   
					1. Stations die hoger zijn dan 43 cm kunnen niet worden geïnstalleerd.   
					2. Installeer verwisselbare media (banden of CD’s) in een van buitenaf bereikbaar   
					vak (vak 2 of 3).   
					Een station installeren   
					U kunt als volgt een intern station installeren:   
					
					2. Als de computer een CD- of DVD-station heeft, moet u wellicht de signaal- en   
					voedingskabels verwijderen uit het station.   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren 17   
					 
				3. Als het station dat u installeert, is bedoeld voor een verwisselbaar medium,   
					verwijdert u het afdekplaatje van het vak in de frontplaat.   
					4. Verwijder vervolgens het metalen plaatje van het stationsvak door het met een   
					schroevendraaier voorzichtig los te wrikken.   
					5. Zorg dat het station dat u installeert juist is ingesteld als master- dan wel slave-   
					apparaat.   
					Opmerking: Een serieel ATA vaste-schijfstation hoeft niet als master- of   
					slavestation worden ingesteld.   
					v Als het station het eerste CD- of DVD-station is, stelt u het in als master-   
					apparaat.   
					v Als het station een extra CD- of DVD-station is, stelt u het in als een slave-   
					apparaat.   
					v Als het station een extra parallel of ATA vaste-schijfstation is, stelt u het in   
					als een slave-apparaat.   
					Raadpleeg voor informatie over de master/slave-jumper de documentatie bij   
					het station.   
					6. Installeer een beugel aan de zijkant van het station.   
					18 Handboek voor de gebruiker   
				7. Schuif het station in het vak totdat het op zijn plaats vastklikt.   
					* 
					* 
					X 
					X 
					X 
					X 
					X 
					X 
					8. Voor een vaste-schijfstation zijn twee kabels nodig; een voedingskabel om aan   
					te sluiten op de voedingseenheid en een signaalkabel om aan te sluiten op de   
					systeemplaat.   
					v Voor een parallel ATA vaste-schijfstation is een voedingskabel met vier aders   
					nodig.   
					v Voor een serieel ATA vaste-schijfstation is een voedingskabel met vijf aders   
					nodig.   
					De stappen voor het aansluiten van een station zijn verschillend per type aan te   
					sluiten station. Gebruik een van de volgende procedures voor het aansluiten van   
					het station.   
					Aansluiten van het eerste CD- of DVD-station   
					1. Zoek de signaalkabel met drie stekkers die is meegeleverd met de computer of   
					het nieuwe station.   
					
					
					3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en sluit het andere   
					uiteinde aan op de PATA IDE-aansluiting op de systeemplaat. U voorkomt elek-   
					tronische ruis door alleen de stekkers aan de uiteinden van de kabel te gebrui-   
					ken.   
					Hoofdstuk 1. Opties installeren 19   
				4. De computer heeft extra voedingsaansluitingen voor aanvullende stations. Ver-   
					bind een voedingsaansluiting met het station.   
					Een extra CD-station, DVD-station of parallel vaste-schijfstation   
					aansluiten   
					1. Zoek de PATA IDE-aansluiting op de systeemplaat en de signaalkabel met drie   
					stekkers. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11.   
					2. Sluit de extra stekker van de signaalkabel aan op het nieuwe station.   
					3. De computer heeft extra voedingsaansluitingen voor aanvullende stations. Ver-   
					bind een voedingsaansluiting met het station.   
					Een serieel ATA-vaste-schijfstation aansluiten   
					Een serieel vaste-schijfstation kan worden aangesloten op elke beschikbare SATA-   
					aansluiting.   
					1. Zorg dat u de bij het nieuwe station geleverde signaalkabel bij de hand hebt.   
					
					
					3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en sluit het andere   
					uiteinde aan op een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat.   
					4. De computer heeft extra voedingsaansluitingen voor aanvullende stations. Ver-   
					bind een voedingsaansluiting met het station.   
					Volgende stappen   
					v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende   
					gedeelte.   
					
					
					Installatie van beveiligingsvoorzieningen.   
					Om diefstal en onbevoegd gebruik van de computer te voorkomen, kunt u gebruik   
					maken van diverse beveiligingssloten. In de volgende gedeelten ziet u welke typen   
					sloten beschikbaar zijn voor uw computer en hoe u ze kunt installeren. Naast het   
					aanbrengen van sloten kunt u onbevoegd gebruik van software voorkomen door   
					het toetsenbord met software te vergrendelen totdat een correct wachtwoord wordt   
					getypt.   
					Zorg dat de beveiligingskabels die u aanbrengt geen verbindingen van computer-   
					kabels onderbreken.   
					20 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Geïntegreerd kabelslot   
					Met een geïntegreerd kabelslot (ook wel Kensington-slot genoemd) kunt u de com-   
					puter aan een bureau, tafel of ander vast voorwerp vastleggen. Het kabelslot wordt   
					bevestigd in een uitsparing aan de achterkant van de computer en wordt met een   
					sleutel geopend en gesloten. Dit is hetzelfde type kabelslot dat ook voor veel   
					notebook-computers wordt gebruikt. Kabelsloten kunnen rechtstreeks bij IBM wor-   
					
					® 
					Wachtwoorden   
					Om onbevoegd gebruik van de computer te verhinderen, kunt u met het pro-   
					
					
					Volgende stappen:   
					v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende   
					gedeelte.   
					
					
					Hoofdstuk 1. Opties installeren 23   
					 
				De batterij vervangen   
					De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen   
					voor de ingebouwde voorzieningen, zoals configuratie van de parallelle poort.   
					Door middel van een batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de com-   
					puter hebt uitgezet.   
					Normaliter hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij en hoeft u deze ook   
					niet op te laden. Een batterij gaat echter niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt,   
					gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder ook de wachtwoorden)   
					verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet.   
					
					het vervangen en weggooien van de batterij.   
					U vervangt de batterij als volgt:   
					1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.   
					
					
					
					4. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de batterij verhinderen.   
					
					5. Verwijder de oude batterij.   
					6. Installeer de nieuwe batterij.   
					7. Als u adapters hebt verwijderd om toegang te krijgen tot de batterij, plaats die   
					
					het terugplaatsen van adapters.   
					
					
					Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat   
					de batterij is vervangen, kan er een foutbericht worden afge-   
					beeld. Dit is normaal na het vervangen van de batterij.   
					9. Zet de computer en alle randapparatuur aan.   
					10. Gebruik het programma IBM Setup Utility (of IBM BIOS Setup) om de datum,   
					de tijd en de wachtwoorden in te stellen. Zie Hoofdstuk 2, “Het programma   
					
					24 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen)   
					Dit gedeelte heeft betrekking op vergeten of verloren wachtwoorden. Meer infor-   
					matie over vergeten wachtwoorden vindt u in Access IBM op het bureaublad.   
					Een vergeten wachtwoord wissen:   
					1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.   
					
					3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie   
					
					4. Als u om bij de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS te kunnen adapters   
					moet verwijderen, raadpleegt u “Adapters installeren” op pagina 14.   
					5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de positie   
					voor onderhoud of configuratie (pennetje 2 en 3).   
					
					
					7. Zet de computer weer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer   
					weer uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer 5 seconden in te drukken. De   
					computer gaat uit.   
					
					9. Zet de jumper terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).   
					
					
					Hoofdstuk 1. Opties installeren 25   
					 
				De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten   
					Nadat u met de opties van de computer hebt gewerkt, installeert u eventueel ver-   
					wijderde onderdelen weer, plaatst u de kap terug en sluit u alle losgekoppelde   
					kabels weer aan, inclusief netsnoeren en telefoonlijnen. Daarnaast kan het, afhanke-   
					lijk van de optie die is geïnstalleerd, nodig zijn om te bevestigen dat de bijge-   
					werkte informatie in het programma IBM BIOS Setup correct is.   
					Voer de volgende stappen uit:   
					1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn   
					teruggeplaatst en of alle losse schroeven en stukken gereedschap uit de compu-   
					ter zijn verwijderd.   
					2. Laat de stationshouder zakken.   
					3. Zorg dat er geen kabels in de weg zitten die het terugplaatsen van de kap ver-   
					hinderen.   
					4. Plaats de kap op het chassis en kantel hem neer over de computer totdat hij op   
					zijn plaats vastklikt.   
					
					
					
					
					26 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Hoofdstuk 2. Het programma IBM BIOS Setup gebruiken   
					Het programma IBM BIOS Setup (of IBM Setup Utility) is opgeslagen in het   
					EEPROM (Electrically Erasable Programmable Read-Only Memory) van uw com-   
					puter. U kunt het programma IBM BIOS Setup gebruiken om de configuratie van   
					de computer te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u   
					gebruikt. De instellingen die u kiest in uw besturingssysteem kunnen eventuele   
					vergelijkbare instellingen in het programma IBM BIOS Setup echter overschrijven.   
					Het programma IBM BIOS Setup starten   
					Om het programma IBM Setup te starten, doet u het volgende:   
					1. Als de computer al aanstaat op het moment dat u deze procedure wilt begin-   
					nen, sluit u het besturingssysteem af en zet u de computer uit.   
					2. Houd de toets F1 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Als u een aantal   
					geluidssignalen hoort, laat u de F1-toets weer los.   
					Opmerking: Als er een gebruikerswachtwoord of configuratiewachtwoord is   
					ingesteld, wordt het menu van het programma IBM Setup pas   
					
					
					Het programma IBM BIOS Setup kan automatisch worden gestart als er bij de   
					POST (zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd.   
					Instellingen bekijken en wijzigen   
					Het menu van het programma IBM BIOS Setup bestaat uit een lijst met systeem-   
					configuratie-opties.   
					Voor het programma IBM BIOS Setup moet u het toetsenbord gebruiken. Welke   
					toetsen worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan   
					elk scherm afgebeeld.   
					Wachtwoorden   
					Met het programma IBM Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voor-   
					komen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. De vol-   
					gende soorten wachtwoorden zijn beschikbaar:   
					v Gebruikerswachtwoord   
					v Configuratiewachtwoord   
					v Gebruikerswachtwoord voor IDE-station   
					v Master-wachtwoord voor IDE-station   
					Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht-   
					woord instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de vol-   
					gende paragrafen.   
					Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden   
					Als u besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen aan-   
					dachtig door en zorg dat u die begrijpt:   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					27   
					 
				v Als u een onjuist wachtwoord invoert, verschijnt er een foutmelding. Als u drie   
					maal achter elkaar een onjuist wachtwoord opgeeft, moet u de computer uitzet-   
					ten en opnieuw opstarten.   
					v Als u hetzelfde wachtwoord opgeeft als gebruikerswachtwoord en als   
					gebruikerswachtwoord voor een IDE-station, hoeft u het wachtwoord maar één   
					keer op te geven als u de computer inschakelt.   
					v Verplaats een IDE-vaste-schijfstation met een gebruikerswachtwoord niet naar   
					een andere computer, tenzij die computer dat gebruikerswachtwoord voor IDE-   
					station ook ondersteunt.   
					v Als uw computer deel uitmaakt van een LAN (local area network), werkt de   
					functie Wake on LAN niet tenzij u hetzelfde wachtwoord hebt ingesteld als   
					gebruikerswachtwoord en als gebruikerswachtwoord voor IDE-station.   
					Systeemwachtwoord   
					Als er een gebruikerswachtwoord is ingesteld, wordt de gebruiker elke keer als hij   
					de computer inschakelt, gevraagd dat wachtwoord op te geven. De computer kan   
					pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven.   
					Configuratiewachtwoord   
					Het configuratiewachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma IBM   
					BIOS Setup door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent   
					voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een configuratie-   
					wachtwoord te werken.   
					Als er een configuratiewachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het   
					programma IBM BIOS Setup wilt starten een wachtwoordaanwijzing.   
					Als u zowel een systeem- als een configuratiewachtwoord hebt ingesteld, kunt u   
					een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie-   
					instellingen te wijzigen, moet u het configuratiewachtwoord opgeven.   
					Gebruikerswachtwoord IDE-station   
					Met het gebruikerswachtwoord voor IDE-station beschermt u de gegevens op de   
					IDE-vaste-schijfstation(s). Als dit wachtwoord is ingesteld, wordt u gevraagd het   
					op te geven voordat u een vaste-schijfstation kunt gebruiken. Deze aanwijzing ver-   
					schijnt elke keer dat u de computer aanzet. Als de computer meer dan één vaste-   
					schijfstation heeft, moeten deze allemaal hetzelfde wachtwoord hebben.   
					Attentie   
					Als er wel gebruikerswachtwoord voor IDE-station is ingesteld, maar geen   
					master-wachtwoord voor IDE-station, bestaat er geen herstelprocedure in het   
					geval het gebruikerswachtwoord voor IDE-station verloren gaat. In dat geval   
					moet het vaste-schijfstation worden vervangen. Zie “Master-wachtwoord voor   
					
					Master-wachtwoord voor IDE-station   
					Het master-wachtwoord voor IDE-station wordt gebruikt in het geval het   
					gebruikerswachtwoord voor IDE-station verloren gaat. Alleen degene die het mas-   
					ter-wachtwoord voor IDE-station kent, kan het gebruikerswachtwoord voor IDE-   
					station opnieuw instellen.   
					28 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Attentie   
					Berg het master-wachtwoord voor IDE-station veilig op. Als zowel het mas-   
					ter-wachtwoord voor IDE-station als het gebruikerswachtwoord voor IDE-sta-   
					tion verloren gaan, moet het IDE-vaste-schijfstation worden vervangen.   
					Als u zowel het master-wachtwoord voor IDE-station als het gebruikers-   
					wachtwoord voor IDE-station wilt instellen, moet u eerst het master-wachtwoord   
					voor IDE station instellen en pas daarna het gebruikerswachtwoord voor IDE-sta-   
					tion.   
					Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen   
					U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:   
					Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal zeven tekens (A-Z, a-z en 0-9)   
					gebruiken.   
					
					
					2. In het menu van het programma IBM BIOS Setup selecteert u Security.   
					3. Selecteer Set Passwords. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het   
					scherm wordt afgebeeld.   
					Security Profile by Device gebruiken   
					Security Profile by Device wordt gebruikt om het de gebruiker mogelijk of onmo-   
					gelijk te maken om met de volgende apparaten te werken:   
					IDE-controller   
					Als deze voorziening is ingesteld op Disable, worden alle appara-   
					ten die zijn aangesloten op de IDE-controller (bijvoorbeeld de   
					vaste schijf of het CD-ROM-station) uitgeschakeld en niet weerge-   
					geven in de systeemconfiguratie.   
					Diskette Drive Access   
					Diskette Write Protect   
					Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-   
					station niet toegankelijk.   
					Als deze voorziening is ingesteld op Enable, worden alle diskettes   
					behandeld alsof ze tegen schrijven zijn beschermd.   
					Voor het instellen van Security Profile by Device, gaat u als volgt te werk:   
					
					
					2. In het menu van het programma IBM BIOS Setup selecteert u Security.   
					3. Selecteer Security Profile by Device.   
					4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter.   
					5. Ga terug naar het menu van het programma IBM Setup en selecteer Exit en   
					daarna Save Settings.   
					Een opstartapparaat kiezen   
					Als de computer niet opstart vanaf een apparaat, zoals een CD-ROM, diskette of   
					vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstartapparaat in te   
					stellen.   
					Hoofdstuk 2. Het programma IBM BIOS Setup gebruiken 29   
					 
				Een tijdelijk opstartapparaat kiezen   
					Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig apparaat.   
					Opmerking: Niet alle CD’s, vaste schijven en diskettes zijn opstartbaar.   
					1. Zet de computer uit.   
					2. Houd de toets F12 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Zodra het menu   
					Opstartapparaten (Startup Devices) wordt afgebeeld, laat u de F12-toets weer   
					los.   
					3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het menu en druk op Enter om van   
					start te gaan.   
					Opmerking: Door in dit menu een opstartapparaat te selecteren, wijzigt u de   
					opstartvolgorde NIET permanent.   
					De opstartvolgorde wijzigen   
					Om de primaire opstartvolgorde of de opstartvolgorde bij automatisch opstarten te   
					bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk:   
					
					
					2. Selecteer Startup.   
					3. Selecteer Startup Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het   
					scherm wordt afgebeeld.   
					4. Selecteer de volgorde van apparaten voor de Primary Startup Sequence, de   
					Automatic Startup Sequence en de Error Startup Sequence.   
					5. Selecteer Exit in het menu van het programma IBM Setup en daarna Save Set-   
					tings.   
					Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaard-   
					instellingen, kiest u Load Default Settings in het menu Exit.   
					Het programma IBM BIOS Setup afsluiten   
					Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc   
					m naar het menu van het programma IBM BIOS Setup te gaan. (Het is mogelijk   
					dat u verschillende keren op Esc moet drukken.) Als u de gewijzigde instellingen   
					wilt opslaan, selecteert u Save Settings voordat u het programma afsluit.Anders   
					worden de wijzigingen niet bewaard.   
					30 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Bijlage A. Systeemprogramma’s bijwerken   
					In deze bijlage vindt u informatie over het bijwerken van systeemprogramma’s en   
					het herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden.   
					Systeemprogramma’s   
					De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd   
					door systeemprogramma’s. Tot de systeemprogramma’s behoren de zelftestroutines   
					(POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma IBM   
					BIOS Setup. POST is een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de compu-   
					ter aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies   
					van andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de   
					computerhardware kan begrijpen. U kunt het programma IBM BIOS Setup gebrui-   
					ken om de configuratie en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzi-   
					gen.   
					Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam   
					EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), ook wel flash-   
					geheugen genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het programma IBM   
					BIOS Setup eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met een flash-   
					diskette of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren vanuit het   
					besturingssysteem.   
					IBM brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in de systeem-   
					programma’s. Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet (zie het   
					Naslagboekje). Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates vindt u in een   
					txt-bestand dat samen met de updatebestanden wordt gedownload. Voor de meeste   
					modellen kunt u een bijwerkprogramma downloaden waarmee u een flashdiskette   
					kunt maken of een bijwerkprogramma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturings-   
					systeem.   
					Het BIOS bijwerken met een diskette   
					1. Plaats een updatediskette (″flashdiskette″) voor de systeemprogramma’s in het   
					diskettestation (station A) van de computer. Updates van systeemprogramma’s   
					
					2. Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u hem eerst uitscha-   
					kelen en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint.   
					Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem   
					Opmerking: Door doorlopende ontwikkeling van de IBM-website is het mogelijk   
					dat de inhoud van de webpagina (en de links in de volgende proce-   
					dure) wordt/worden gewijzigd.   
					
					druk op Enter.   
					2. Zoek de downloadbare bestanden voor uw type computer.   
					3. Selecteer uw product, kies het machinetype en klik op Go.   
					4. Klik bij ″Downloadable file by category″ op BIOS.   
					5. Klik onder ″Download files - BIOS by date″ op uw machinetype.   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					31   
					 
				6. Blader omlaag naar een txt-bestand met instructies voor het bijwerken van het   
					BIOS vanuit het besturingssysteem. Klik op het txt-bestand.   
					7. Druk deze instructies af. Dit is belangrijk, omdat deze instructies niet worden   
					afgebeeld nadat het downloaden is gestart.   
					8. Klik in uw browser op Vorige om terug te gaan naar de lijst van bestanden.   
					Volg de afgedrukte instructies om het bewerkbestand te downloaden, uit te   
					pakken en te installeren.   
					Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS   
					Als de stroom uitvalt terwijl POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het   
					mogelijk dat de computer daarna niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert   
					u de volgende procedure uit om het systeem te herstellen (dit wordt wel herstel   
					van opstartblok genoemd):   
					1. Zet de computer en aangesloten apparaten zoals printers, beeldschermen en   
					externe stations uit.   
					
					
					3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie   
					
					4. Als u om bij de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS te kunnen adapters   
					moet verwijderen, raadpleegt u ″Adapters installeren″.   
					5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar pennetje 2 en   
					3.   
					
					
					7. Steek de stekkers van de computer en het beeldscherm in de stopcontacten.   
					8. Plaats de flashdiskette in station A en zet de computer en het beeldscherm   
					aan.   
					9. Nadat het bijwerken is voltooid, gaat het beeldscherm uit en stoppen de   
					geluidssignalen. Haal dan de diskette uit het diskettestation en zet de compu-   
					ter en het beeldscherm uit.   
					10. Haal alle stekkers uit het stopcontact.   
					
					12. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de jumper voor het   
					CMOS/BIOS belemmeren.   
					13. Plaats de jumper in de oorspronkelijke positie.   
					14. Plaats adapters die u verwijderd hebt weer terug.   
					15. Breng de kap weer aan en sluit de kabels weer aan.   
					16. Zet de computer aan en start het besturingssysteem.   
					32 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Bijlage B. De muis schoonmaken   
					In deze bijlage vindt u aanwijzingen voor het schoonmaken van de muis. De pro-   
					cedure is afhankelijk van het type muis dat u hebt.   
					Optische muis   
					Bij problemen met een optische muis controleert u het volgende:   
					1. Keer de muis om en inspecteer het lensgebied.   
					a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje.   
					b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg.   
					2. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het opper-   
					vlak een zeer complex patroon aanwezig is, kan de signaalverwerker (DSP -   
					digital signal processor) de wijzigingen in muispositie moeilijk volgen.   
					Muis met bal   
					Als de pijl op het scherm onregelmatig beweegt, moet de muis worden gereinigd.   
					Opmerking: De onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw muis.   
					ꢀ1ꢁ Ring   
					ꢀ2ꢁ Bal   
					ꢀ3ꢁ Plastic rollers   
					ꢀ4ꢁ Balhouder   
					U reinigt de muis met bal als volgt:   
					1. Zet de computer uit.   
					2. Keer de muis om en inspecteer de onderkant. Draai de ring ꢀ1ꢁ naar de ont-   
					grendelde stand om de bal te verwijderen.   
					3. Houd uw hand over de ring en bal ꢀ2ꢁ en keer de muis weer om; de bal valt in   
					uw hand.   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					33   
					 
				4. Was de bal in een warm sopje en droog hem weer af. Blaas zachtjes in de bal-   
					houder ꢀ4ꢁ om stof en vuil los te maken.   
					5. Kijk of zich vuil heeft opgehoopt op de plastic rollersꢀ3ꢁin de balhouder.   
					Gewoonlijk ziet u een streep van vuil midden op de rollers.   
					6. Als de rollers vuil zijn, kunt u deze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt   
					is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg   
					ervoor dat de rollers nog middenin de groeven liggen nadat u ze hebt gerei-   
					nigd.   
					7. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje.   
					8. Plaats de bal en de ring weer terug.   
					9. Zet de computer weer aan.   
					34 Handboek voor de gebruiker   
				Bijlage C. Handmatige modemopdrachten   
					In het volgende gedeelte vindt u opdrachten voor het handmatig programmeren   
					van de modem.   
					Opdrachten worden door de modem geaccepteerd terwijl de modem in de   
					opdrachtmodus staat. De modem staat automatisch is de opdrachtmodus totdat u   
					een nummer kiest en een verbinding tot stand brengt. Opdrachten kunnen naar de   
					modem worden gestuurd vanaf actieve communicatiesoftware op een PC of vanaf   
					een ander werkstation.   
					Alle opdrachten die naar de modem worden gestuurd, moeten beginnen met AT   
					en moeten worden afgesloten met ENTER. Alle opdrachten kunnen in hoofdletters   
					of in kleine letters worden getypt, maar hoofdletters en kleine letters kunnen niet   
					door elkaar worden gebruikt. Om de opdrachten beter leesbaar te maken, kunt u   
					spaties invoegen tussen de opdrachten. Als u een parameter weglaat bij een   
					opdracht waarvoor een parameter vereist is, wordt als waarde voor die parameter   
					0 gebruikt.   
					Voorbeeld:   
					ATH [ENTER]   
					Basic AT-opdrachten   
					In de volgende lijsten zijn alle standaardwaarden vet gedrukt.   
					Opdracht   
					A 
					Functie   
					Binnenkomend gesprek handmatig beant-   
					woorden.   
					A/   
					Voorgaande opdracht herhalen. A/ mag niet   
					worden voorafgegaan door AT of worden   
					gevolgd door ENTER.   
					D_   
					0 - 9, A-D, # en *   
					L 
					P 
					voorgaande nummer opnieuw kiezen   
					pulskiezen   
					Opmerking: Pulskiezen wordt niet onder-   
					steund in Australië, Nieuw-Zeeland, Noor-   
					wegen en Zuid-Afrika.   
					T 
					W 
					, 
					touch-tone kiezen   
					wachten op tweede kiestoon   
					onderbreken   
					@ 
					! 
					wacht op vijf seconden stilte   
					flash   
					; 
					terug naar opdrachtmodus na kiezen   
					DS=n   
					Een van de vier telefoonnummers (n=0-3)   
					kiezen die zijn opgeslagen in het permanente   
					geheugen van de modem.   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					35   
					 
				Opdracht   
					E_   
					Functie   
					E0   
					Opdrachten worden niet afgebeeld   
					Opdrachten worden afgebeeld   
					E1   
					+++   
					Escapetekens - Schakelen van gegevensmodus   
					naar opdrachtmodus (T.I.E.S. opdracht)   
					H_   
					H0   
					H1   
					Modemverbinding verbreken   
					Modem actief maken   
					Opmerking: H1 wordt niet ondersteund in   
					Italië   
					I_   
					I0   
					Productidentificatiecode weergeven   
					Test ROM-controlegetal   
					Interne geheugentest   
					I1   
					I2   
					I3   
					Firmware-ID   
					I4   
					Gereserveerd ID   
					L_   
					L0   
					L1   
					L2   
					L3   
					M0   
					M1   
					Laag luidsprekervolume   
					Laag luidsprekervolume   
					Gemiddeld luidsprekervolume   
					Hoog luidsprekervolume   
					Interne luidspreker uit   
					M_   
					Interne luidspreker aan tot carrier wordt   
					gevonden   
					M2   
					M3   
					Interne luidspreker altijd aan   
					Interne luidspreker aan tot carrier wordt   
					gevonden en uit tijdens kiezen   
					N_   
					O_   
					Alleen voor compatibiliteit; heeft geen effect   
					Terug naar gegevensmodus   
					O0   
					O1   
					Terug naar gegevensmodus en equalizer-   
					retrain initialiseren   
					P 
					Pulskiezen instellen als standaard   
					Modem verstuurt respons   
					Q_   
					Sr?   
					Sr=n   
					T 
					Q0   
					Waarde in register r lezen en afbeelden.   
					Register r instellen op waarde n (n = 0-255).   
					Toonkiezen instellen als standaard   
					Numerieke respons   
					V_   
					V0   
					V1   
					W0   
					W1   
					Spraakrespons   
					W_   
					X_   
					Alleen DTE-snelheid rapporteren   
					Lijnsnelheid, foutcorrectieprotocol en DTE-   
					snelheid aangeven.   
					W2   
					X0   
					Alleen DCE-snelheid aangeven   
					Hayes Smartmodem 300 compatibele   
					responsen/blind kiezen.   
					X1   
					X2   
					Gelijk aan X0 plus alle CONNECT-   
					responsen/blind kiezen   
					Gelijk aan X1 plus detectie kiestoon   
					36 Handboek voor de gebruiker   
				Opdracht   
					Functie   
					X3   
					X4   
					Gelijk aan X1 plus bezetdetectie/blind kiezen   
					Alle responsen en kiestoon en bezet signaal-   
					detectie   
					Z_   
					Z0   
					Z1   
					Actief profiel 0 opnieuw instellen en ophalen   
					Actief profiel 1 opnieuw instellen en ophalen   
					Extended AT-opdrachten   
					Opdracht   
					&C_   
					Functie   
					&C0   
					Force Carrier Detect Signal High (ON)   
					&C1   
					CD inschakelen als carrier op afstand niet   
					aanwezig is   
					&D_   
					&D0   
					&D1   
					Modem negeert het DTR-signaal   
					Modem gaat terug naar opdrachtmodus na   
					DTR-toggle   
					&D2   
					Modemverbinding verbreken en modem   
					gaat terug naar opdrachtmodus na DTR-   
					toggle   
					&D3   
					&F   
					Modem opnieuw instellen na DTR-toggle   
					Fabrieksconfiguratie herstellen   
					Guardtoon uitschakelen   
					&F_   
					&G_   
					&G0   
					&G1   
					&G2   
					&K0   
					&K3   
					Guardtoon uitschakelen   
					1800 Hz guardtoon   
					&K_   
					Gegevensstroombesturing uitschakelen   
					RTS/CTS-hardwarestroombesturing inscha-   
					kelen   
					&K4   
					&K5   
					&K6   
					XON/XOFF-softwarestroombesturing inscha-   
					kelen   
					Transparante XON/XOFF-stroombesturing   
					inschakelen   
					RTS/CTS- en XON/XOFF-stroombesturing   
					inschakelen   
					&M_   
					&P_   
					&M0   
					&P0   
					Asynchrone bewerking   
					US-instellingen voor off-hook-to-on-hook   
					ratio   
					&P1   
					&P2   
					UK- en Hongkong off-hook-to-on-hook ratio   
					Gelijk aan &P0-instelling maar met 20 pulsen   
					per minuut   
					&P3   
					Gelijk aan &P1-instelling maar met 20 pulsen   
					per minuut   
					&R_   
					&S_   
					&R0   
					Gereserveerd   
					&R1   
					CTS werkt met vereisten voor stroom-   
					besturing   
					&S0   
					Force DSR Signal High (ON)   
					Bijlage C. Handmatige modemopdrachten 37   
					 
				Opdracht   
					&T_   
					Functie   
					&S1   
					DSR uit in opdrachtmodus en aan in on-line   
					modus   
					&T0   
					&T1   
					&T3   
					&T4   
					Test in uitvoering beëindigen   
					Lokale analoge loopbacktest uitvoeren   
					Lokale digitale loopbacktest uitvoeren   
					Digitale loopbacktest op afstand toestaan   
					door modem op afstand   
					&T5   
					&T6   
					&T7   
					Digitale loopbacktest op afstand niet toestaan   
					Digitale loopbacktest op afstand uitvoeren   
					Digitale loopbacktest op afstand en zelftest   
					uitvoeren   
					&T8   
					Lokale analoge loopbacktest en zelftest uit-   
					voeren   
					&V   
					&V0   
					&V1   
					&W0   
					&W1   
					%E0   
					%E1   
					Actieve en opgeslagen profielen weergeven   
					Statistieken laatste verbinding weergeven   
					Actief profiel opslaan als Profiel 0   
					Actief profiel opslaan als Profiel 1   
					Auto-retrain uitschakelen   
					&W_   
					%E_   
					Auto-retrain inschakelen   
					+MS?   
					De huidige instellingen voor modulatie weer-   
					geven   
					+MS=?   
					Een lijst van ondersteunde modulatie-opties   
					weergeven   
					+MS=a,b,c,e,f   
					Modulatie selecteren, waarbij: a=0, 1, 2, 3, 9,   
					10, 11, 12, 56, 64, 69; b=0-1; c=300-56000;   
					d=300- 56000; e=0-1; en f=0-1. A, b, c, d, e, f   
					standaard=12, 1, 300, 56000, 0, 0. Parameter   
					″a″ geeft het gewenste modulatieprotocol aan,   
					waarbij: 0=V.21, 1=V.22, 2=V.22bis, 3=V.23,   
					9=V.32, 10=V.32bis, 11=V.34,   
					12=V.90,K56Flex,V.34......,56=K 56Flex,   
					V.90,V.34......, 64=Bell 103 en 69=Bell 212.   
					Parameter ″b″ geeft automodebewerkingen   
					aan, waarbij: 0=automode uitgeschakeld, 1=   
					automode ingeschakeld met V.8/V.32 Annex   
					A. Parameter ″c″ geeft de minimale gegevens-   
					frequentie voor verbinding aan (300- 56000).   
					Parameter ″d″ geeft de maximale verbindings-   
					snelheid aan (300-56000); Parameter ″e″ geeft   
					het codec-type aan (0= Law en 1=A-Law).   
					Parameter ″f″ geeft ″robbed bit″ signaal-   
					detectie aan (0=detectie uitgeschakeld,   
					1=detectie ingeschakeld)   
					MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten   
					Opdracht   
					Functie   
					%C_   
					%C0   
					MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie uitschake-   
					len   
					38 Handboek voor de gebruiker   
					 
				Opdracht   
					Functie   
					%C1   
					%C2   
					%C3   
					Alleen MNP Class 5 gegevenscompressie inschakelen   
					Alleen V.42bis gegevenscompressie inschakelen   
					MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie inschake-   
					len   
					&Q_   
					&Q0   
					&Q5   
					&Q6   
					Alle direct datalink (gelijk aan \N1)   
					V.42 datalink met uitwijkopties   
					Alle normale datalink (gelijk aan \N0)   
					V.44 uitschakelen   
					+DS44=0, 0   
					+DS44=3, 0   
					+DS44?   
					V.44 inschakelen   
					Huidige waarden   
					+DS44=?   
					Lijst van ondersteunde waarden   
					Fax Class 1-opdrachten   
					+FAE=n   
					Data/Fax Automatisch beantwoorden   
					+FCLASS=n   
					+FRH=n   
					+FRM=n   
					+FRS=n   
					Servicecategorie   
					Gegevens ontvangen met HDLC-framing   
					Gegevens ontvangen   
					Receive silence   
					+FTH=n   
					+FTM=n   
					+FTS=n   
					Gegevens verzenden met HDLC-framing   
					Gegevens verzenden   
					Verzenden stoppen en wachten   
					Fax Class 2-opdrachten   
					+FCLASS=n   
					+FAA=n   
					+FAXERR   
					+FBOR   
					Servicescategorie.   
					Adaptive answer.   
					Waarde faxfout.   
					Databitorder fase C.   
					+FBUF?   
					+FCFR   
					Buffergrootte (alleen lezen).   
					Bevestiging voor ontvangen.   
					Servicecategorie.   
					+FCLASS=   
					+FCON   
					+FCIG   
					Respons faxverbinding.   
					Polled station identificatie instellen.   
					Polled station identificatie aangeven.   
					Functie voor ontvangst.   
					Functie voor ontvangst.   
					Het opgeroepen station-ID aangeven.   
					Parameters DCE-functies.   
					Huidige sessie rapporteren.   
					Resultaten huidige sessie.   
					+FCIG:   
					+FCR   
					+FCR=   
					+FCSI:   
					+FDCC=   
					+FDCS:   
					+FDCS=   
					Bijlage C. Handmatige modemopdrachten 39   
					 
				+FDIS:   
					+FDIS=   
					+FDR   
					Functies op afstand aangeven.   
					Parameters huidige sessie.   
					Ontvangst fase C gegevens beginnen of voortzetten.   
					Datatransmissie.   
					+FDT=   
					+FDTC:   
					+FET:   
					Polled station functies aangeven.   
					Post page bericht respons.   
					Pagina-interpunctie verzenden.   
					Beëindiging met status.   
					Sessie beëindigen.   
					+FET=N   
					+FHNG   
					+FK   
					+FLID=   
					+FLPL   
					String lokaal ID.   
					Document voor polling.   
					Model aangeven.   
					+FMDL?   
					+FMFR?   
					+FPHCTO   
					+FPOLL   
					+FPTS:   
					+FPTS=   
					+FREV?   
					+FSPT   
					Fabrikant aangeven.   
					Time-out fase C.   
					Geeft de pollingaanvraag aan.   
					Status paginaoverdracht.   
					Status paginaoverdracht.   
					Revisie aangeven.   
					Polling inschakelen.   
					+FTSI:   
					Het transmitstation-ID aangeven.   
					Spraakopdrachten   
					#BDR   
					#CID   
					Baudwaarde selecteren   
					Detectie Caller ID inschakelen en rapportage-indeling   
					Data, Fax of Voice/Audio selecteren   
					Model aangeven   
					#CLS   
					#MDL?   
					#MFR?   
					#REV?   
					#TL   
					Fabrikant aangeven   
					Revisieniveau aangeven   
					Verzendniveau audio-uitvoer   
					Grootte querybuffer   
					#VBQ?   
					#VBS   
					#VBT   
					#VCI?   
					#VLS   
					#VRA   
					#VRN   
					#VRX   
					#VSDB   
					#VSK   
					#VSP   
					#VSR   
					Bits per sample (ADPCM of PCM)   
					Timer signaaltoon   
					Compressiemethode aangeven   
					Spraaklijn selecteren   
					Ringback goes away timer   
					Ringback never came timer   
					Stemontvangstmodus   
					Silence deletion tuner   
					Buffer skid-instellingen   
					Silence detectieperiode   
					Selectie samplefrequentie   
					40 Handboek voor de gebruiker   
					 
				#VSS   
					#VTD   
					#VTM   
					#VTS   
					#VTX   
					Silence deletion tuner   
					Functies voor rapportage DTMF-toon   
					Plating timingmark inschakelen   
					Toonsignalen genereren   
					Spraakverzendmodus   
					Opmerking voor gebruikers in Zwitserland:   
					Als Taxsignal op uw Swisscom-telefoonlijn uitgeschakeld is, kan dit de   
					modemfunctie nadelig beïnvloeden. Dit kan worden verholpen door een filter   
					met de volgende specificaties:   
					Telekom PTT SCR-BE   
					Taximpulssperrfilter-12kHz   
					PTT Art. 444.112.7   
					Bakom 93.0291.Z.N   
					Bijlage C. Handmatige modemopdrachten 41   
				42 Handboek voor de gebruiker   
				Bijlage D. Kennisgevingen   
					Verwijzing in deze publicatie naar producten (apparatuur en programmatuur) of   
					diensten van IBM houdt niet in dat IBM deze ook zal uitbrengen in alle landen   
					waar IBM werkzaam is. Uw IBM-vertegenwoordiger kan u vertellen welke   
					producten en diensten op dit moment worden aangeboden. Verwijzing in deze   
					publicatie naar producten of diensten van IBM houdt niet in dat uitsluitend IBM-   
					producten of -diensten gebruikt kunnen worden. Functioneel gelijkwaardige   
					producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke   
					producten of diensten geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of   
					andere rechten van IBM. De gebruiker is verantwoordelijk voor de samenwerking   
					van IBM-producten of -diensten met producten of diensten van anderen, tenzij uit-   
					drukkelijk anders aangegeven door IBM.   
					Mogelijk heeft IBM octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde in   
					deze publicatie genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter   
					beschikking is gesteld, kan geen recht op licentie of ander recht worden ontleend.   
					Vragen over licenties kunt u schriftelijk richten tot:   
					IBM Director of Licensing   
					IBM Corporation   
					North Castle Drive   
					Armonk, NY 10504-1785   
					U.S.A.   
					INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION LEVERT DEZE   
					PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK   
					NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE   
					GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN VOORGENOMEN GEBRUIK OF   
					GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. Onder sommige jurisdicties is het   
					uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan, zodat bovenstaande uitslui-   
					ting mogelijk niet op u van toepassing is.   
					In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De infor-   
					matie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in   
					nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. IBM kan de producten   
					en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder aankondi-   
					ging wijzigen.   
					De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor   
					gebruik in implantatie-apparatuur of andere levensondersteunende toepassingen   
					waarbij gebreken kunnen resulteren in letsel of overlijden van personen. De infor-   
					matie in dit document heeft geen invloed op IBM-productspecificaties of -garanties   
					en wijzigt die niet. Niets in dit document doet dienst als uitdrukkelijke of stilzwij-   
					gende licentie of vrijwaring onder de intellectuele eigendomsrechten van IBM of   
					derden. Alle informatie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en   
					wordt hier uitsluitend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan   
					informatie anders zijn.   
					IBM behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken of   
					te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige verplich-   
					ting voor IBM jegens u schept.   
					© Copyright IBM Corp. 2004   
					43   
					 
				Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan IBM-websites zijn uitsluitend   
					opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor   
					deze websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het   
					materiaal voor dit IBM-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor   
					eigen risico.   
					Kennisgeving televisie-uitvoer   
					De volgende kennisgeving is van toepassing op modellen waarin in de fabriek een   
					functie voor televisie-uitvoer is geïnstalleerd.   
					Dit product bevat technologie voor auteursrechtbescherming die wordt beschermd   
					door bepaalde octrooien in de V.S. en andere intellectuele eigendomsrechten van   
					Macrovision Corporation en anderen. Het gebruik van deze technologie voor de   
					bescherming van auteursrechten moet worden goedgekeurd door Macrovision   
					Corporation en is uitsluitend bedoeld voor gebruik thuis en in kleine kring, tenzij   
					u over een schriftelijke machtiging van Macrovision Corporation beschikt. Reverse   
					engineering en disassembly zijn verboden.   
					Handelsmerken   
					De volgende benamingen zijn handelsmerken van International Business Machines   
					Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen:   
					IBM   
					ThinkCentre   
					Wake on LAN   
					PS/2   
					Microsoft en Windows zijn handelsmerken van Microsoft Corporation in de Vere-   
					nigde Staten en/of andere landen.   
					Intel, Celeron en Pentium zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Vere-   
					nigde Staten en/of andere landen.   
					Andere namen van bedrijven, producten en diensten kunnen handelsmerken zijn   
					van derden.   
					44 Handboek voor de gebruiker   
					 
				systeemplaat   
					
					
					
					
					
					T 
					
					
					
					U 
					
					
					V 
					
					
					
					W 
					wachtwoord   
					
					
					
					46 Handboek voor de gebruiker   
				ꢀꢁꢂ   
					Onderdeelnummer: 19R0465   
					Gedrukt in Nederland   
					(1P) P/N: 19R0465   
				 |